Nu weer even dichter bij "huis" blijven. Mijn vader was dus ook schrijver, journalist. En dichter dus.
Hij schreef ooit een "Lied om een goed tehuis" dat enige bekendheid kreeg.
Het werd gedrukt in een oplage van 150 exemplaren. Ik denk dat het ongeveer in de crisistijd zal zijn geweest.
Mijn vader is van 1902. Een zwager van hem, een broer van mijn moeder, had een uitgeverij (toen nog misschien een uitgeverijtje) en vroeg hem om ook voor hem zo'n gedicht te maken, met dezelfde tekening erbij (tekening van Henk van der Mey).
Hij heeft dat gedaan, en dat gedicht wordt hierna ook vermeld als tweede versie. Ik vind die tweede versie misschien nog wel beter dan de eerste, ook omdat hij beter bij de titel past..
Lied om een goed tehuis.
Gij hebt, Heer, in Uw eeuwigheid
Voor iedereen zijn plaats bereid;
Wij krijgen bij ons zalig doel
Een eigen bank, een eigen stoel
En in Uw glorie ter beloning
Ieder zijn eigen hemelwoning.
Geef ons ook in dit tranendal
Dat elk geherbergd wezen zal,
Verleen ons allen in een huis
De vreugd en vrede van een thuis;
Wij vragen dit, God, om zijn waarde:
Den hemel geeft G'ermee op aarde.
Geef ons een dak boven ons hoofd
En 's winters, dat het vuur niet dooft;
Behoed ons kroost in alle nood;
Leg in de spinde ons daag'lijks brood
En geef den werkdag ter bekroning
Het avondlicht in eigen woning.
Geef bonte bloemen in den hof
Tot Uw en aller heil'gen lof,
En geef ons gasten aan den disch
Met Paschen en met Kerremis,
En geef ons in Uw dienst erbarmen
Voor alle bedelaars en armen.
Nu de tweede versie:
Lied om een goed tehuis.
Zoals een kind om een stuk speelgoed vraagt,
zo, Heer, wil ik een huis van rode stenen,
een balken zold'ring die het puntdak schraagt,
een tuin met bloem en heester daar om henen . .
En dat ik dan ook dag aan dag
mijn ambacht er beoefenen mag,
Zodat mijn huis het kostbaar schrijn
van de tevredenheid zal zijn.
Geef mij een lied, dat het de arbeid kort'
een groet, voor wie mijn dorpel komt betreden.
een boek, waarmee mijn avond vruchtbaar wordt,
een naam die zuiver zij en onbestreden . .
En dat ik dan ook vaak een vrind
een broer of buur aan tafel vind'
Zodat mijn huis het kostbaar schrijn
van blijdschap om ons lot zal zijn.
Geef mij diep inzicht en een sterk verstand
en een onstuimig hart en felle zinnen;
geef mij volop de liefde om tot de rand
van Uwe liefde, Heer, een vrouw te minnen . .
En dat dan ook mijn koningin
de moeder zij van ons gezin,
zodat mij huis het kostbaar schrijn
van menselijk geluk zal zijn.
Voer, Heer, langs onze luiken dag en nacht,
laat de seizoenen over 't erfgoed strijken,
ontneem aan onze stoerheid praal en kracht
en wil er onze kinderen mee verrijken . .
En dat dan ook Uw heilig kruis
een zege weze in mijn huis;
zo zal het ons een kostbaar schrijn
van hemelse beloften zijn.
Je merkt aan beide gedichten wel dat mijn vader volop in "Het Rijke Roomsche Leven" stond.